Johan Maurits van Nassau en zijn ongeluk in Franeker

In 1664 komt Johan Maurits naar Leeuwarden voor de begrafenis van zijn neef, de Friese stadhouder Willem Frederik. Op de terugweg zakt hij in Franeker met zijn paard door de brug in de Dijkstraat. Het ongeluk wordt hem bijna fataal.

Johan Maurits van Nassau (1604-1679) is vorst van het Duitse vorstendom Nassau-Siegen. Op zijn zestiende wordt hij soldaat in het leger van de Nederlandse Republiek. Uiteindelijk wordt hij veldmaarschalk. In 1664 komt Johan Maurits naar Leeuwarden voor de begrafenis van zijn neef, de Friese stadhouder Willem Frederik. Op de terugweg zakt hij in Franeker met zijn paard door de brug in de Dijkstraat. Het ongeluk wordt hem bijna fataal. Johan Maurits beschrijft zijn avontuur heel persoonlijk en spannend in een brief aan zijn zus. Na het ongeluk wordt Johan Maurits maanden lang verzorgd in het Martenahuis, door slotvrouwe Saepck van Vervou. Ook krijgt hij geregeld bezoek van de professoren van de academie.

Een brief uit Franeker

Franeker, 23 januari 1665

“Allerliefste zuster,

Inmiddels gaat het weer een stuk beter met mij. Maar de schrik zit er nog wel flink in! Ik dank mijn gelukkig gesternte dat mij niet iets ergers is overkomen!

Het ongeluk gebeurde toen ik in de Dijkstraat met mijn paard en gevolg bijna over de brug was. Plotseling stortte het brugdek aan de andere kant met veel geraas naar beneden. De brug werd een glijbaan en iedereen tuimelde in de gracht.

Het grachtje was maar klein en heel ondiep. Maar dat was nu juist het probleem. Stel je voor! In de smalle ruimte tussen de kademuren, hapten en trapten zes paarden rond in blinde paniek. Ook hun ruiters vochten voor hun leven.

Tot overmaat van ramp raakte ik bekneld en ik werd onder water geduwd

Tot overmaat van ramp raakte ik bekneld en ik werd onder water geduwd. Ik was machteloos! Gelukkig bleef ik kalm en hield ik mijn adem in. Nog nooit heb ik zó hard om hulp en genade gebeden!

Het leek wel een eeuwigheid voordat ze me eindelijk uit de gracht trokken. Door het water en de drek was ik loodzwaar en ze dachten dat ik dood was! Maar toen hapte ik naar adem. Van blijdschap begonnen ze nog harder en ruwer aan me te trekken. Ik werd haast uit elkaar gescheurd. Ik voelde me geradbraakt!

Eenmaal op de kant ben ik eerst neergeknield. Uit de grond van mijn hart heb ik God gedankt! Sommige omstanders dachten toen dat ik niet meer kon lopen. Zij riepen: “Hij kan niet meer staan! Zijn rug is gebroken!” Maar mij mankeerde gelukkig niets. Ook de anderen waren godzijdank ongedeerd.

Toen ben ik snel naar het Martenahuis gebracht. Daar ben ik door een arts van de academie onderzocht. En ik ben adergelaten. Daarna ben ik in bed gestopt.

De afgelopen weken ben ik uitstekend verzorgd, door vrouwe Saepck van Vervou. Ze laat haar kok de heerlijkste maaltijden maken. Ook heeft ze goede contacten aan de academie en zorgt er voor dat de hoogleraren constant waken over mijn gezondheid en mijn geest.

Ik hoop spoedig geheel hersteld te zijn en zend u mijn allerhartelijkste groeten.

Johan Maurits van Nassau-Siegen”