De studenten en het grote Franeker dambord

Dammen speelde je vroeger op een schaakbord met vierenzestig velden. Aan het eind van de zestiende eeuw ontstaat het dambord met honderd velden.

Dammen speelde je vroeger op een schaakbord met vierenzestig velden. Pas aan het eind van de zestiende eeuw ontstaat het aparte dambord met honderd velden. De eerste keer dat zo’n bord genoemd wordt, is in de nalatenschap van Johannes Velsius uit 1601. Johannes is een Leeuwarder burgemeester en zijn zoon Jacob studeert in Franeker. Opmerkelijk is dat de oudste damborden ter wereld allemaal uit de omgeving van Franeker komen. Wie het grote dambord bedacht heeft is niet bekend. Maar het is goed denkbaar dat Franeker studenten met hun kennis van wiskunde en rekenkunde hierbij een rol hebben gespeeld.

Het grote Franeker dambord

Het is gezellig druk in de gelagkamer. In de hoek bij het raam zit een groepje studenten. Twee van hen – Jacob en Homme – zitten over een damspel gebogen. Zij zijn de sterspelers van het gezelschap. De rest zit er omheen en discussieert driftig over iedere zet. Er zijn weddenschappen afgesloten op de uitkomst.

Maar dan schuift Jacob plotseling het bord van zich af: ‘Ik stop er mee. Dit wordt tóch weer een gelijkspel!’ Even is het gezelschap met stomheid geslagen. Dan barst het los: ‘Hoe kom je daar nu bij!?’ – ‘Dit slaat nergens op!’ – ‘Speel door, man, ik heb hier geld op staan!’ Maar Jacob is onverzettelijk. Iedereen schreeuwt door elkaar en de gemoederen lopen hoog op. Stoelen vallen om en er wordt geduwd en getrokken. Iemand verliest zijn evenwicht en tuimelt over de tafel. Kletterend valt het damspel op de grond.

Voor het eerst in de geschiedenis wordt gedamd op een 100-veldenbord

Dan grijpt de kroegbaas in: ‘Kappen! Anders trap ik jullie mijn tent uit!’ Geschrokken stoppen de studenten hun stampij. Stoelen worden rechtgezet; het damspel komt terug op tafel en iedereen gaat weer rustig zitten. ‘Maar waarom wil je dan niet meer spelen?’ vragen de studenten. ‘En hoe weet je zo zeker dat het remise geweest zou zijn?’ Eindelijk kan Jacob nu rustig uitleggen: ‘Dit speelbord is te klein! Op een bord met vierenzestig velden kun je gewoon te weinig kanten op. Zodra je híer en dáár je stukken hebt staan, is het een uitgemaakte zaak. Ieder spel tussen twee redelijke spelers eindigt dan altijd in remise.

‘Maar stel je nu eens voor…’ gaat Jacob verder, terwijl hij opstaat. Hij pakt een gedoofd kooltje uit de haard en begint daarmee op de tafel lijnen en vlakken rond het dambord te tekenen: ‘… Als we nu aan alle kanten van het bord een extra rij velden maken. En iedere speler krijgt acht extra damschijven … Dan heb je veel meer mogelijkheden! Dan wordt een gelijkspel veel moeilijker!’

De rest van de middag spelen de studenten een eigenaardig spel met damschijven, kurken en stuivers op én rond het bord. Voor het eerst in de geschiedenis wordt gedamd op een honderdveldenbord. En sindsdien hebben de Franeker studenten nooit meer anders gedaan.