De belofte van Anna Maria

Anna’s vader werd ziek en kort na haar vijftiende verjaardag overleed hij. Aan zijn sterfbed moest Anna beloven dat ze nooit zou trouwen. Alleen op die manier zou haar enorme talent niet verloren gaan.

Anna Maria van Schurman (1607-1678) was een zeer begaafde taalgeleerde, theologe, dichteres en kunstenares. Van haar vader kreeg ze les in Latijn en Grieks, aardrijkskunde, wiskunde en theologie. Als meisje van veertien kwam Anna met haar familie naar Franeker. Haar broer ging hier aan de academie studeren. Anna’s vader werd ziek en kort na haar vijftiende verjaardag overleed hij. Aan zijn sterfbed moest Anna beloven dat ze nooit zou trouwen. Alleen op die manier zou haar enorme talent niet verloren gaan.
Anna heeft zich aan haar belofte gehouden. Ze heeft haar leven in dienst gesteld van kunst, geloof en wetenschap. Ze was beroemd in heel Europa en ze correspondeerde met bijna alle belangrijke wetenschappers van haar tijd.

De belofte aan het sterfbed

Frederik van Schurman ligt in het Martenahuis ziek in bed. Het is vijf november 1623 en over tien dagen zal hij overlijden. Afgelopen zomer is Frederik met zijn gezin van Utrecht naar Franeker verhuisd. Eén van zijn zoons studeert hier aan de academie. Zelf wilde hij ook colleges gaan volgen. Maar nog voor het academisch jaar begon, werd hij ziek.

Dan wordt er op de deur geklopt en een meisje komt binnen. ‘U wilde mij spreken, vader?’ Frederik gaat voorzichtig rechtop zitten. Hij hoopt maar dat Anna Maria de pijn en de vermoeidheid in zijn gezicht niet te veel ziet. Zijn dochter is vandaag jarig. Ze is vijftien geworden en Frederik wil iets belangrijks met haar bespreken:

‘Lieve kind…’ begint hij met een zwakke stem. ‘Ik ben zo blij dat ik je verjaardag nog mag meemaken. Iedere dag voel ik mij zwakker worden. Het zal nu niet lang meer duren … Het spijt me zo, dat ik je niet verder zal zien opgroeien. De stralende ster in mijn leven. Mijn oogappel …’

Maar nu ben ik er straks niet meer..En wat moet er dan van je worden?

‘Als meisje van drie leerde je al lezen! Weet je nog hoe je bij mij in de studeerkamer je lessen maakte? Later leerde ik je Latijn en Grieks. Dat waren de gelukkigste uren van mijn leven. Wat genoot ik, als we samen de geschiedenis bestudeerden, of aardrijkskunde, wiskunde of theologie …’.

‘Maar nu ben ik er straks niet meer. En wat moet er dan van je worden? De mensen zullen zeggen dat je moet trouwen. Dan zul je kinderen krijgen en geen tijd meer hebben om te studeren. Je heldere geest zal verloren gaan!’

‘Beloof me daarom dat je nooit zult trouwen! Beloof me dat je zult blijven studeren! Beloof mij, dat je nooit zult ophouden met het stellen van vragen. Stel je leven in dienst van kennis, kunst en wetenschap! Beloof je dat?’

Anna Maria is op de rand van het bed gaan zitten. Ze houdt de hand van haar zieke vader vast: ‘Natuurlijk beloof ik u dat, lieve vader … Ik beloof het u oprecht, met heel mijn hart en ziel.’