Collegereeks | Waarheid en Feiten

  • 02 november 2022
Botniastins
Breedeplaats 1
8801 LZ Franeker

Inspireer een ander!

WAARHEID EN FEITEN

“Want Waarheid (dat’s al oud) vindt nergens heil nog heul” dichtte Vondel. De regel is afkomstig uit een hekeldicht, Roskam, waarin Vondel de vloer aanveegt met de corrupte stadsbestuurders van zijn tijd. De waarheid daarover wordt niet op prijs gesteld, zegt hij, en de mensen vinden dat je daarom maar beter je mond kunt houden. “Maar ik, ik kan het niet voor me houden al zou ik dat wel willen. Die waarheid welt me naar de keel, het moet eruit.” Deze gemoedstoestand van Vondel is heel herkenbaar voor de moderne burger. ‘Zeggen wat je denkt’ heet dat in het hedendaagse publieke debat. Maar om wat voor waarheid gaat het dan? Gaat het om feiten, die objectief vastgesteld kunnen worden? Of gaat het om een moreel oordeel, of om een interpretatie van die feiten? Zijn het misschien alternatieve feiten, een andere waarheid dan de waarheid die een elite ons wil doen geloven? Zijn er soms vele waarheden? Heeft iedereen zijn eigen waarheid? Kortom, er is tegenwoordig veel te doen over de vraag “wat is waarheid”.

Vondel over Waarheid

De Waarheid greep weleer die mensen bij de slippen
en sprak: uw hart is ver, gij naakt mij met de lippen.
De Waarheid eist het hart en niet zozeer ’t gebaar,
Dit laatste zonder ’t eerst’, dat maakt een huichelaar,
die met een sierlijk graf zeer aardig wordt geleken:
vol rottings binnen en van buiten schoon bestreken.

. . . . . . . . .

Want Waarheid (dat ’s al oud) vindt nergens heil nog heul
Dies roemt men hem voor wijs, die vinger op de mond leit;
O, kon ik ook die konst! maar wat op ’s harten grond leit,
Dat welt me naar de keel: ik word te stijf geparst,
En ’t werkt als nieuwe wijn, die tot de spon uitbarst.

VONDEL, Roskam, (1630) vers 7-12; vers 62 – 66

In deze lezingencyclus zal een aantal mensen die zich beroepshalve met de waarheid bezig houden er hun zegje over doen. Achtereenvolgend zullen een filosoof, een officier van Justitie, een sociale wetenschapper, een journalist, een natuurwetenschapper en een politicus hun visie op het onderwerp geven.

Allereerst komt een filosoof aan het woord. Juist filosofen hebben zich het hoofd gebroken over de vraag: Wat is waarheid? Een bekend antwoord, al gegeven door Aristoteles (384-322) en daarna veelvuldig herhaald, luidt: waarheid is overeenstemming met de feiten. Maar wat verstaat men hier onder ‘overeenstemming’ en wat is precies een feit? “Feiten zijn geen feiten”, schreef de filosoof en politicus Jan Glastra van Loon in 1970, waarmee hij bedoelde dat feiten niet objectief vaststelbaar zijn. Mensen geven hun waarnemingen betekenis in een context en noemen dat feiten. Evenzo beschreef de wetenschapsfilosoof Karl Popper theorieën als netten om feiten in te vangen; zonder die netten geen feiten. Als het gaat om het vaststellen van de feiten doet de wetenschap het daarom volgens sommigen niet anders of beter dan de jury in een strafzaak: net zo lang heen en weer praten tot je het er samen over eens bent dat dìt de feiten zijn. Het is hoe dan ook de moeite waard om te vernemen hoe de moderne filosofie het aanpakt om die oeroude vraag ‘wat is waarheid’ van een antwoord te voorzien.

Vervolgens is de beurt aan iemand uit de rechtspraktijk. In het strafrecht zijn begrippen als waarheid en waarheidsvinding cruciaal, zowel in de opsporing, de vervolging als ter zitting. Welke rol spelen “feiten” bij het bepalen van het wettig en overtuigend bewijs waarop de strafrechter een oordeel baseert? En hoe verhoudt zich dat tot de waarheid als ‘gebeurtenis’ of ‘onthulling’?  De strafrechter heeft het er niet altijd gemakkelijk mee, net zo min als de officier van justitie die het overtuigend bewijs moet leveren of de politierechercheur die het bewijs moet verzamelen. Dat wordt geïllustreerd door het fenomeen ‘gerechtelijke dwaling’. Dat fenomeen laat vooral ook zien dat op het smalle en hobbelige pad van de justitiële waarheidsvinding andere actoren (de advocatuur, de journalistiek, de media) een steeds belangrijker rol hebben gekregen.

Hoe wordt vanuit de sociale wetenschappen aangekeken tegen waarheid en feiten? Die lijken veel minder hard dan de aanspraken op waarheid in wetenschappen als natuur- en scheikunde. Dat komt  vast ook omdat we eigenlijk allemaal sociale wetenschappers zijn. Iedereen is aan de lopende band, bewust of onbewust, bezig om de eigen sociale omgeving te analyseren en te interpreteren. Roddel en kroegpraat gaan heel vaak over de manier waarop mensen met elkaar omgaan, in het kleine (verhalen over je buurt of je familie) of in het grote: als we het over de politiek hebben. Het is dan ook de vraag of de sociale wetenschappen met betere waarheden op de proppen kunnen komen dan mensen in het algemeen. De taalkundige Karel van het Reve beweerde van niet: de sociale wetenschappen zouden alleen maar open deuren in trappen.De sociale wetenschapper Goudsblom liet zien dat allerlei denkbeelden over de sociale werkelijkheid die  Van het Reve  voor waar hield door onderzoek allemaal weerlegd waren. Het is niet eenvoudig om feiten en waarheden over het functioneren van mens en maatschappij op de staart te trappen, vooral ook omdat er zoveel oorzaken en gevolgen in het spel zijn. Hoe gaat een moderne sociale wetenschapper daarmee om?

Terug naar de praktijk van alledag, naar de beroepsgroep die ons dagelijks voorziet van verslagen van gebeurtenissen: de journalistiek. Dat mensen niet houden van onaangename waarheden is al heel lang bekend. Wij doen allemaal aan ‘cognitieve dissonantie reductie’: als we iets horen of lezen wat niet strookt met alles wat we tot dan toe voor waar hielden gaan we op zoek naar argumenten om de onaangename waarheid weg te poetsen. Dat kan er heftig aan toe gaan: agressieve bejegening van journalisten is geen uitzondering meer. De feiten openbaren en de waarheid aan het licht brengen, dat is de core business van de journalistiek. Is de moeder van de journalistiek waarnemen en verslaggeving? Welke keuzen worden daarbij gemaakt? Is elke mening even nieuwswaardig? Is hoor en wederhoor altijd op zijn plaats?  Hoe bepalend is de eerste, onrijpe blik? Kan je onmiddellijk én betrouwbaar verslag doen van iets waar je niets of weinig van weet? Aan de orde komen ondermeer de plotselinge boerenblokkade van een ijsfabriek in Gorredijk en de containerramp van de MSC Zoe. Waren het eigenlijk wel boeren? En geen verslaggever sprak ooit met de gezagvoerder van het containerschip.

Vervolgens is de beurt aan een natuurkundige. Natuurwetenschappers streven ernaar de materiële werkelijkheid om ons heen te verklaren en passen die inzichten ook praktisch toe. De kennis die zij in de loop der eeuwen verzameld hebben stelt ons nu in staat om massaal het vliegtuig te nemen en binnen enkele uren de meest exotische bestemmingen te bereiken. Diezelfde kennis maakt het mogelijk om op grote afstand met elkaar te praten terwijl we elkaar zien. En dankzij de natuurwetenschap zijn steeds meer ziekten onder controle en leven we langer. Je zou daaruit kunnen afleiden dat de natuurwetenschappen onweerlegbarefeiten produceren. Toch wordt daar vaak ook aan getwijfeld, bijvoorbeeld als het om medische kennis gaat (“Viruswaarheid”). Of als de evolutietheorie in strijd komt met overgeleverde en letterlijk genomen religieuze teksten. Of als de wetenschap ons de ‘ongemakkelijke waarheid’ voorschotelt dat wij als mensheid hard op weg zijn het klimaat te ontregelen en de planeet zo misschien onbewoonbaar te maken. Kortom, reden genoeg om de natuurwetenschap de vraag voor te leggen: hoe gaan jullie om met de waarheid? Hebben jullie de waarheid in pacht of is jullie kennis ook maar een mening?

Ten slotte het perspectief van een politicus. Hoe gaat een politicus om met  waarheid en feiten? Politici zijn in de ogen van het grote publiek meesters in het kneden van de waarheid. De geloofwaardigheid van de overheid verkeert op een dieptepunt. Hoe moeizaam was (en is) het niet om de waarheid in de toeslagenaffaire boven tafel te krijgen in een wirwar van halve waarheden, hele ontkenningen en onvindbare feiten.  Als politici iets uitleggen gebruiken ze vaak ‘sturende taal’ aldus de politicoloog Hans de Bruijn. Politici ontwijken de waarheid met behulp van een slecht geheugen of van een onvindbaar bonnetje. Klopt dit negatieve beeld van de politiek? Dat is de vraag die in deze lezing centraal staat. In zijn Roskam contrasteert Vondel de corrupte regenten van zijn tijd met de onkreukbare burgemeester Hooft, de vader van P.C. Hooft, drost van Muiden: “Vol rottings binnen en van buiten schoon bestreken, zo was uw vader niet, die burgervader, neen. Van binnen was hij juist gelijk hij buiten scheen.”

U kunt zich per college afzonderlijk aanmelden via het formulier in de agenda.

Overzicht van de Colleges:

2 nov. prof. dr. A.J.M. Peijnenburg (Wetenschaps)filosoof RUG Filosofie
9 nov. mr. D.F.Greive Hoofdofficier OM Noord-Nederland (Straf)recht
16 nov. prof. dr. J. de Ridder em. Hoogleraar bestuurskunde RUG Sociale wetenschappen
23 nov. I. Overduin Senior journalist Leeuwarder Courant Journalistiek
30 nov. prof. dr. A.M.van der Heijden Eindhoven UoT Natuurwetenschappen
7 dec. prof. dr. J. de Ridder